Wie is Janusz Korczak?

Korczak zag dat er veel ellende was in Warschau in zijn tijd; vooral de Joodse bevolking leefde in grote armoede. De kinderen leden nog het meest onder deze omstandigheden. Er waren veel verwaarloosde kinderen en weeskinderen. Als kinderarts trok hij zich dit leed erg aan. Daarom besloot hij met vrienden en Joods maatschappelijke werkers een nieuw kinderhuis te stichten. In 1912 werd in Warschau ‘Dom Sierot’ geopend; ‘huis der wezen’.

Janusz Korczak was een Joods-Poolse pedagoog en kinderarts en hij wordt gezien als grondlegger van de rechten van het kind. Over de hele wereld is hij bekend geworden door zijn kinderboeken en pedagogische publicaties, waarin hij zijn visie op het leven van kinderen gaf.

Korczak was achttien jaar oud toen hij medicijnen ging studeren. Tijdens zijn studie kreeg hij interesse in sociale en pedagogische vraagstukken. Aan het begin van de twintigste eeuw schreef hij kritische stukken over onder andere de arrogantie van de toenmalige bourgeoisie. Zijn eerste publicatie was Kinderen van de straat en drie jaar later publiceerde hij het Salonkind. In dit laatste werk bekritiseert hij de opvoedingspraktijken van de gegoede burgers, waar kinderen volledig naar de hand van de volwassene worden gezet en zich niet op hun eigen manier kunnen en mogen ontwikkelen.

“Het kind is in elke levensfase een volwaardig mensenlijkwezen en niet slechts een onaf mens, dat nog van alles niet kan. We hebben in het algemeen te weinig respect voor de ervaringen waarover het kind reeds beschikt” aldus Korczak.

De pedagogische ideeën van Korczak zie je duidelijk terug in de manier waarop hij zijn weeshuis leidde. Korczak was van mening dat hij in het weeshuis zijn beroep als arts met dat van opvoeder en pedagoog goed kon combineren. Het weeshuis was immers de ideale observatieplek om kinderen te leren kennen. Op die manier kon hij het totale kind zien en doorgronden. Korczak leidde het weeshuis niet alleen. Samen met Stefa Wilczynska, zijn naaste medewerkster en enkele andere groepsleiders en stagiaires zorgde hij dat er een gemeenschap ontstond waarin elk kind met respect behandeld werd.

Korczak: “Het is een misverstand te veronderstellen dat pedagogiek de wetenschap is van het kind; het is de wetenschap van de mens”. Hij zegt dat kinderen in wezen niet anders zijn dan volwassenen. Een kind dat ter wereld komt is een compleet mens, een volledige persoonlijkheid. Als we ons dit realiseren gaan we op een geheel andere manier naar kinderen kijken en hen benaderen. Zij zijn gelijkwaardig en verdienen ons respect.

Belangrijke kernthema’s van Korczaks gedachtengoed in het kamp zijn: 

* We luisteren naar elkaar, zowel kinderen als volwassen

* Eigen initiatieven van kinderen worden zoveel mogelijk gerespecteerd

* Kinderen krijgen taken en verantwoordelijkheid

* Gelijkwaardigheid tussen kinderen en volwassenen

* Verschillen tussen kinderen (beperking, taal, leeftijd, cultuur, etc.) worden positief gewaardeerd

* Respect voor elkaar

* Het recht te mogen zijn zoals je bent

* Activiteiten in overleg met kinderen en leiding (kinderraad)

* Een warme, huiselijke sfeer, geborgenheid

Korczak zet bij het opvoeden de gelijkwaardigheid van het kind en de volwassene centraal. Tussen kind en opvoeder moet een dialoog bestaan. Zijn ideeën komen op dit punt overeen met de visie van de Joodse wijsgeer Martin Buber, die altijd gepleit heeft voor een Ich und Du-relatie tussen mensen en dus ook tussen volwassene en kind. Korczak plaatst vertrouwen tegenover wantrouwen in de opvoeding. Helaas laten volwassenen het kind vaak te weinig zelf dingen ervaren en beleven. “We willen eigenlijk over alles wat het doet waken,” aldus Korczak. “Wij zijn ervaren en we hebben het beste met je voor, dus doe maar wat wij zeggen.” Korczak wil volwassenen gevoelig maken voor het feit dat storend gedrag van een kind ook kan voortkomen uit eisen die te veel het wezenlijke van het kind vernietigen.

In het kamp zijn er verschillende voorbeelden te noemen waarin de gelijkwaardigheid tussen kind en volwassene centraal staat. De kinderen op het kamp worden verdeeld in groepen van 8-10 personen in een ‘familie’. Bij een familie horen ook ouders: in elke familie is er een ‘mama’ en ‘papa’. De papa’s en mama’s plaatsen zich altijd naast een kind, ze zijn gelijkwaardig. Wanneer er bijvoorbeeld een conflict is, gaat de papa of mama het gesprek aan met het kind. Er wordt geluisterd naar het kind en het kind krijgt ruimte en ondersteuning om het conflict zelf op te lossen. Een ander voorbeeld zijn de workshops. Gedurende het kamp kunnen kinderen en papa’s en mama’s workshops aanbieden. Elke dag worden er enkele workshops aangeboden, waarvoor iedereen zich kan inschrijven. Op deze manier kan een kind aan andere kinderen en volwassenen iets leren wat hij/zij goed kan en leuk vindt.

Niet te veel opvoeding, maar respect voor het eigen kunnen, durven en willen van ieder kind, solidariteit en betrokkenheid van volwassenen. Dit is wat kinderen van ons vragen, zegt Korczak.